Vorig voorjaar kwam ik een vaste klant tegen op het strand in Den Haag. Ze had net daar vlakbij met haar partner een huis gekocht. Nu zeker een jaar later, na een hoop verbouwingsmisère gaan ze dan verhuizen. We worden stadsgenoten, wat reuze gezellig is, maar dat betekent wel dat ze niet meer bijna wekelijks aan de kraam staan. Met hun we-moeten-eerst-koffie en het ge-overleg over wat ze wel en niet nodig hebben. Piepers meestal en uien en een stuk of wat groente. Vandaag niet zo veel want ze zitten even zonder koelkast. Zij: ‘4 uien. Hij: ‘uien in stuks dat kan toch eigenlijk niet’. Maar om nou uien mee te verhuizen. Zij vroeg of ik ze nog wil laten weten waar in Den Haag je zulke goeie boodschappen kan doen. Ze hebben geen Facebook dus ik schreef op verzoek mijn nummer op een briefje en krabbelde dit er snel bij: ‘tot in Den Haag lieve vaste lievelingsklanten’. Ik heb weleens overwogen om ze naar hun naam te vragen, maar liet het achterwege. Zijn naam kwam een keer voorbij tijdens het ge-overleg en gister noemde zij haar naam, terwijl ze een verhaal van haar werkvloer opvoerde.
Betreft boodschappen opperde ik de boerenmarkt al, maar die groentekraam kennen ze uit Rotterdam en ze vinden de kwaliteit, versheid en de prijs van de groente van Van Herk toch echt beter. Ik heb niet gezegd dat ze er in Den Haag de manmetdemooieogen gratis bij krijgen. Maar iets anders bedenken wordt dan misschien nog een lastige. In elk geval komen ze een keer naar mijn tuin.
Ik gaf ze afscheidsaardbeien mee. Net als vorige week aan een gezin, dat ik toen een mooie vakantie wenste. Vader, moeder en twee kindjes staan op het punt om voor zes weken op reis te gaan. Gister waren ze tóch nog even op de markt, voor de laatste dingetjes voor vertrek. Ik had ‘s ochtends al op Facebook gezien dat hij op de markt zou zijn en ik had ze al, zoals altijd, met z’n viertjes op het Noordplein zien scharrelen.
Meestal verdelen vader en moeder de inkoop over de kramen efficiënt, maar vaak blijft het gezin wel plakken. Groentes waren niet meer nodig, maar de vader kwam nog even aan mijn kraam. Hij zei dat hij niet zomaar van de markt kon weglopen zonder even dag te zeggen. Eigenlijk had ik even een knuffel willen geven, maar er waren andere klanten en ik wist niet of het wel gepast was. Toen ik bijna zes jaar geleden op de markt begon, waren hun kinderen nog niet geboren.
Een paar weken terug vond ik in de kist met appels een exemplaar waar een paar happen uit waren. Die bleek de oudste daar zo achter te hebben gelaten. Het mannetje wil altijd van te voren weten of het die dag een kleine of een grote markt is. Groot of klein, elke week weer worden tassen volgeladen met groentes, met producten van onze markt, zijn er de praatjes, de grapjes, is er de uitwisseling, de uiting van dat wat in jaren opgebouwd is. Een band is misschien een groot woord. Maar ja, voor mij voelt dat toch zo. En dan is zes weken lang en dan is Rotterdam ver weg vanaf Den Haag om elke week boodschappen te gaan doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten