dinsdag 6 januari 2015

Aardpeer en bloedsinaasappel

Zo'n dag dat het openslaan van een kookboek de (enige) remedie is. Aan de hand van wat ik in mijn koelkast heb liggen, ga ik een aantal indexen af. 
Aardpeer wordt toch weer soep, die keer op keer, ondermeer op het Haagse wortels diner dat we vorige winter als Youth Food Movement Den Haag kookten, een succesnummer blijkt. Ik heb er al een bijnaam aan te danken. 
Een Franse ontdekkingsreiziger stuurde begin 17e eeuw vanuit het huidige Quebec, een paar van deze wortelknolletjes als ‘poire de terre’ naar Frankrijk. In 1617 kreeg een Engelse botanicus van een Franse koopman twee knollen. In no time kon hij vanuit zijn eigen tuin het hele graafschap van aardperen voorzien. De konijnen onder de groente. Moeilijk buiten de perken te houden en ze doen het overal, ook op arme grond. Vegetatief wel te verstaan, dus eens één aardpeer in de tuin, voor altijd aardperen in de tuin. Het van het Frans afstammende Topinamboer zou abusievelijk een exotische vernoeming zijn. Mensen van een inheemse bevolkingsgroep uit Zuid-Amerika, de Tupinambá, zouden in dezelfde tijd als het gewas naar Frankrijk zijn overgebracht. 
Voor bloedsinaasappel biedt Nigel Slater meerdere mogelijkheden. Ik blijf hangen bij zijn citrus-kwarktaart. "En vandaag maakte ik een kwarktaart die uiteindelijk één van die volmaakte gerechten bleek te zijn waar je je levenslang naar op zoek bent, een heel zachte, romige vulling met een knapperige bodem." Ik kan er een aantal andere ingrediënten in kwijt die op moeten. Voor de bodem een partij Zeghetmet-koekjes, die ik als proefje bakte vlak voor Sinterklaas. Mijn eigen naam had zich geleend voor de er in gestempelde woordgedichten. Iets met 'mengelmoes in afkomst', ik zal mijn eigen wortels op gaan eten. Mascarpone, die te vondeling is gelegd in mijn koelkast, kan ik in de vulling kwijt. In plaats van citroensap, besluit ik sap van bloedsinaasappels te gebruiken, die sinds 24 december nog in mijn koelkast liggen. Als kind at ik tijdens onze eerste skivakantie in Zwitserland, voor het eerst een bloedsinaasappel. Naast op het skiën verheugde ik me het jaar er na ook op het eten van het bloedrode vruchtvlees. Jaren later kwam ik ze pas tegen in Nederland. Als handvarianten de 'volbloed' sanguinello en de zoete 'halfbloed' Tarocco', een naam die zou zijn afgeleid van de kreet van verbazing die de boer sloeg, op het moment dat de vrucht hem werd getoond. Als persvariant de diep rode Moro's, waarvan ik een aantal jaar in jaar uit liters sap geperst heb, dat ik deze winter ineens te zuur vind. Zou het aan mijn smaak liggen? Ik heb tegenwoordig ook veel minder directe drang naar zoet. 
Ik heb nog niet alle ingrediënten in huis. Terwijl ik naar de winkel loop, meldt een steeds terugkerende eetgrage tafel- en bedgenoot mij dat hij geen soep kan komen eten. Op de terugweg kom ik op het idee om geïnspireerd door het "Keukendagboek" van Nigel Slater met de seizoenen mee te koken en deze maaltijden aan te bieden via Thuisafgehaald. Een dag later wordt er alsnog samen soep gegeten en eet de rechtmatige eigenaar van de mascarpone twee stukken taart.