Al weken staat er een emmer in het aanstaande pompoen- en courgettevak.
De inhoud was inmiddels ingeklonken. Als ik even de kans krijg, doe ik er
onkruid in. Soms loop ik kris kras over de tuin en haal her en der iets weg.
Soms lukt het om langer doelgericht te wieden. Zoals dinsdag na mijn werkdag.
Ik was moe en het was allemaal niet zo vanzelf gegaan, zoals het ook kan gaan
op de tuin. Mede door het nieuws over de vijf omgekomen surfers dat me
aangegrepen heeft. Een intens verdrietig drama op nog geen
tien minuten fietsen van de tuin. Scheveningen rouwt.
In het avondlicht knielde ik neer onder de esdoorn. Een merel floot
geruststellend. De boom staat op een hoek van een van de percelen.
Vanaf Pasen neem ik regelmatig even plaats onder die boom.
Ik zag sindsdien hoe de blaadjes en bloeiwijze zich steeds verder ontvouwden.
Nu staat de boom vol in bladertooi, waardoor ik de wind hoorde ruisen.
Direct rond de boom staan goudsbloemen en witte dovenetel weelderig te
bloeien. Als ik onder die boom ben, dan daalt er tegelijk kalmte als
vreugde in me neer. Ik wist niet wat ik meemaakte, toen ik het voor het
eerst voelde.
Woensdag is eigenlijk mijn vrije dag. Sinds Corona ben ik dan ook op de tuin.
Ik merkte al snel dat het de plek is waar ik in deze tijd nog liever dan anders ben.
Een clubje mensen dat ook meer tijd op de tuin wil zijn, sluit zich dan aan.
De anderen waren aan het oogsten voor de keuken. Ik had mijn handen vrij om in
mijn vak te wieden. De emmer raakte vol. Het eerste seizoen had ik soms de
neiging om onkruid te zaaien als werkverschaffing, zo weinig kwam er op in de
20 cm opgebrachte bemeste tuinaarde. Het tweede seizoen was het al heel
anders. Vorige zomer kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om
ereprijs en vergeet-me-nietjes te wieden. Beide met schattige blauwe bloempjes.
Ook de klaprozen met hun verleidelijke bloeiwijze kon ik niet weerstaan.
Dus waar ze de ruimte hebben gekregen, hebben die drie afgelopen weken tapijtjes gevormd.
En dan staan er nog veel meer soorten planten tussen. Ik denk dat er vorig
jaar diverse zaden zijn mee gekomen met de compost van de andere locatie van
Mens en Tuin en met de mest van Hoeve Biesland. Mogelijk komen er ook zaden
uit de ondergrond. Het terrein heeft immers ruim tien jaar braak gelegen. Dit jaar
kiemen er ook weer andere planten dan vorig jaar. Ik ken niet alle namen.
Soms laat ik iets staan, om erachter te komen wat het is.
Ik vind het heerlijk om mijn weg te vinden tussen de wirwar aan plantjes.
Ik weet wat ik wel en niet wil laten staan. Daarbij vind ik het lastig om dat
precies aan iemand anders duidelijk te maken. Ik denk dat ik daarom bij
voorkeur zelf dit “hogeschool” wiedwerk doe. Terwijl ik tegelijk ook popel
om iemand anders hierin mee te nemen en op te leiden. Anderen worden
misschien onrustig van die chaos aan groen en al die keuzes, maar ik word
juist enorm rustig van zo’n wiedklus. Als ik mijn dag niet heb, voel ik me
na een half uurtje wieden een stuk beter.
In een artikel over het boek ‘Tuinieren voor de geest’ las ik dat de
neuroloog Oliver Sacks zag dat patiënten met Parkinson, Tourette, ADHD en
Alzeimer baat hadden bij de rust die een tuin op elk zintuigelijk niveau
biedt. Ook wordt erin beschreven dat het effect niet louter spiritueel is,
maar ook fysiek en neurologisch meetbaar. Er is biologisch bewijs dat door het
inademen van bepaalde bacteriën in de grond het serotonineniveau in de
hersenen wordt verhoogd. Je hoeft dus inderdaad alleen maar onkruid te
wieden voor een beetjes extra gelukshormomen.
Er staat nog geen gewas op de bedden, dus ik zou veel rigoureuzer te werk
kunnen gaan. Maar er staan ook plantjes die ik wil laten staan,
zoals uitgezaaide dille, sla, goudsbloemen en afrikaantjes. Ik heb een keer
een schoffel erbij gepakt om een stukje te dicht gezaaide en klein gebleven
postelein overwoekerd met onkruid om te schoffelen, maar ik merkte dat ik er
toch liever met mijn neus boven op zit.
Toen ik woensdag aan het eind van de dag naar de bedjes in het vak keek,
zag ik dat er eindelijk lucht komt. Ik kreeg er eerder geen grip op.
Er stond zo veel, dat ik soms ook niet wist waar ik moest beginnen.
Het had ook geen haast, na Ijsheiligen gaan de vruchtgewassen er pas in.
Maar met de daling van de temperaturen zijn we daar inmiddels aanbeland en
de pompoenen en courgettes zijn vanaf de andere locatie in aantocht.
In het avondlicht kroop ik woensdag toch nog even tussen het onkruid.
Ik bewoog als vanzelf in de richting van de boom. Inmiddels begin ik er van
overtuigd te raken dat het in die hoek barstensvol natuurwezens zit.
Al wiedend dacht ik aan de docenten die me geleerd hebben de plantjes al in
kiemstadium te herkennen. Twee ervan leven al een aantal jaar niet meer.
Ze zijn niet oud geworden. Ganzevoet, zwarte nachtschade, vogelmuur, distels.
En inmiddels heb ik er in de praktijk op land en tuin zo veel bij geleerd.
Donderdag voor ik naar huis ging en de zon onderweg naar zee, liep ik nog even
over de tuin.
Mijn ogen viel ineens op de rode haartjes van de papaver in knop.
Ook zag ik de rode details op de stelen en bloemknoppen van de borage.
En daartussen staken de koppies van de vergeet-me-nietjes fier uit.
Pracht die zo maar vanzelf op deze plek groeit. Ik besloot dat het meer
dan de schoonheid alleen is die me zo raakt. Morgen komen mijn leermeesters
op de tuin kijken, de voormalige tuinders van Warmonderhof.
Ik schreef het aan degene met wie ik de meeste uren op de tuin van Warmonderhof
heb doorgebracht. ‘Nog een rondje schoffelen’ antwoordde hij. Precies dat.
Alleen is het op deze plek dus nagenoeg alleen maar handwerk. Af is het nooit.
En juist daarom groei ik zelf dagelijks aan de groei- en bloeikracht van
alle mogelijke planten op onze tuin.
x